ECLI:NL:HR:2021:854

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
20/01650
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking rechtbank Amsterdam inzake klaagschriften vermogensdelicten en nietigheid door gebrek aan openbare behandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2020. De zaak betreft klaagschriften die zijn ingediend door de klager, die in verband met vermogensdelicten beslag had gelegd op zijn auto, scooter en telefoon. De klager was van mening dat de rechtbank de klaagschriften ten onrechte ongegrond had verklaard zonder een openbare behandeling van de zaak. Dit was in strijd met de vereisten van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers gehoord moeten worden tijdens een openbare raadkamerzitting. De rechtbank had de zaak afgedaan op basis van schriftelijke standpunten, wat volgens de klager niet in overeenstemming was met de gekozen procedure.

De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank inderdaad had gehandeld in strijd met de wet door geen openbare raadkamerzitting te houden. Dit verzuim leidde tot de nietigheid van de beschikking van de rechtbank. De Hoge Raad vernietigde de beschikking en wees de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een openbare behandeling in het strafproces, vooral in het licht van de COVID-19 maatregelen, en bevestigt dat de LOVS-richtlijnen niet afdoen aan de wettelijke vereisten voor de behandeling van klaagschriften.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01650 B
Datum22 juni 2021
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2020, nummers RK 20/80 en RK 20/81, op klaagschriften als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft S.J. van Galen, advocaat te Purmerend, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift te worden afgedaan.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat geen openbare behandeling van de klaagschriften heeft plaatsgevonden. Daartoe wordt aangevoerd dat de rechtbank de zaak heeft afgedaan op basis van het dossier en de voorhanden schriftelijke standpunten, maar dat daarbij de rechtbank heeft gehandeld “in weerwil van de voorgestelde en gekozen procedure van een schriftelijke afdoening met schriftelijke rondes over en weer”, waaronder ook de gelegenheid tot repliek en dupliek.
2.2
De rechtbank heeft de klaagschriften van de klager ongegrond verklaard. De beschikking van de rechtbank houdt onder meer het volgende in:
“Procesgang
De klaagschriften in de zaken A en B zijn beide op 7 januari 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 8 januari 2020 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt in beide zaken. Via de e-mail heeft de officier van justitie op 14 april aangegeven dat standpunt te handhaven.
Gelet op de LOVS-richtlijnen betreffende maatregelen ter beperking van verspreiding van het coronavirus is -met instemming van de verdediging en het Openbaar Ministerie- op 1 mei 2020 buiten raadkamer op de verzoekschriften besloten. Dit na partijen de gelegenheid te hebben geboden om, in plaats van de geplande behandeling ter raadkamerzitting van 17 april 2020, schriftelijk het standpunt nader toe te lichten.”
2.3
Op grond van artikel 23 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) moeten door de raadkamer het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers worden gehoord, althans hiertoe worden opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. Op grond van artikel 552a lid 7 Sv dient het klaagschrift tijdens een openbare raadkamerzitting te worden behandeld.
2.4
Uit de beschikking van de rechtbank volgt dat geen openbare raadkamerzitting heeft plaatsgehad. Mede gelet op wat in het cassatiemiddel is aangevoerd leidt dit verzuim tot nietigheid van de beschikking. De door de rechtbank genoemde ‘LOVS-richtlijnen betreffende maatregelen ter beperking van verspreiding van het coronavirus’ - waarmee kennelijk wordt gedoeld op de praktische maatregel van het ‘buiten zitting om’ behandelen van zaken, zoals genoemd in de ‘Tijdelijke regeling strafrecht’ die in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.16 deels is weergegeven in de versie van 1 september 2020 - leiden niet tot een ander oordeel.
2.5
De klacht is terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de cassatiemiddelen voor het overige niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 juni 2021.