Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
22 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2020. De zaak betreft klaagschriften die zijn ingediend door de klager, die in verband met vermogensdelicten beslag had gelegd op zijn auto, scooter en telefoon. De klager was van mening dat de rechtbank de klaagschriften ten onrechte ongegrond had verklaard zonder een openbare behandeling van de zaak. Dit was in strijd met de vereisten van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers gehoord moeten worden tijdens een openbare raadkamerzitting. De rechtbank had de zaak afgedaan op basis van schriftelijke standpunten, wat volgens de klager niet in overeenstemming was met de gekozen procedure.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank inderdaad had gehandeld in strijd met de wet door geen openbare raadkamerzitting te houden. Dit verzuim leidde tot de nietigheid van de beschikking van de rechtbank. De Hoge Raad vernietigde de beschikking en wees de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een openbare behandeling in het strafproces, vooral in het licht van de COVID-19 maatregelen, en bevestigt dat de LOVS-richtlijnen niet afdoen aan de wettelijke vereisten voor de behandeling van klaagschriften.