Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
15 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 november 2019. De verdachte, geboren in 1974, was in hoger beroep veroordeeld voor bedreiging door met zijn auto bijna tegen de achterzijde van een dienstmotor van een agent aan te rijden, wat valt onder artikel 285.1 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, M. Berndsen, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, waarop de advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het ging om de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor de toepassing van de vervangende hechtenis.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel niet correct was toegepast. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis en bepaald dat in plaats daarvan gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, conform artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De overige onderdelen van het beroep zijn verworpen. Dit arrest benadrukt de noodzaak van zorgvuldige toepassing van vervangende hechtenis in het kader van schadevergoedingsmaatregelen en biedt duidelijkheid over de mogelijkheden van gijzeling in dergelijke gevallen.