Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
15 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld wegens belaging en had beroep in cassatie ingesteld tegen de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregelen. De Hoge Raad beoordeelde of het hof in strijd had gehandeld met artikel 38w van het Wetboek van Strafrecht door twee keer de totale duur van vervangende hechtenis van zes maanden te bepalen. De Hoge Raad concludeerde dat het hof terecht had geoordeeld dat de totale duur van de vervangende hechtenis niet meer dan zes maanden mocht bedragen, zoals bepaald in artikel 38w.3 Sr. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht van de verdachte, dat het hof twee keer een totale duur van zes maanden had bepaald, feitelijke grondslag miste. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft. De zaak benadrukt de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden opgelegd, evenals de rol van de rechter in het bepalen van de duur van vervangende hechtenis.