ECLI:NL:HR:2021:837

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
20/00134
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het gerechtshof Den Haag inzake eendaadse samenloop van overtreding van art. 9.2 WVW 1994

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 14 januari 2020 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die werd beschuldigd van het rijden met een ongeldig rijbewijs, een overtreding van artikel 9.2 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had eerder al twee keer onherroepelijk een veroordeling gekregen voor dezelfde overtreding. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte zelf, die werd bijgestaan door de advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen werkzaam in Rotterdam. De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten die door de verdachte naar voren zijn gebracht, beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/00134
Datum8 juni 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 14 januari 2020, nummer 22-001128-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juni 2021.