ECLI:NL:HR:2021:834
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake inkomstenbelasting en Zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door L.J. de Rijke, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 april 2019, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012, alsook de daarbij gegeven boetebeschikking en de beschikking inzake belastingrente, evenals de aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, samen met de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken op 4 juni 2021.