ECLI:NL:HR:2021:821

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
19/02703
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over informatiebeschikking en administratieplicht in belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een informatiebeschikking die was gegeven aan belanghebbende, vertegenwoordigd door L.J. de Rijke. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 april 2019, waarin het Hof de informatiebeschikking had vernietigd op basis van een vermogensvergelijking die niet was overgelegd door de Inspecteur. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet tot vernietiging van de uitspraak konden leiden. Echter, ambtshalve heeft de Hoge Raad geconstateerd dat het Hof onjuist had geoordeeld over de informatiebeschikking. De Hoge Raad oordeelde dat de informatiebeschikking in stand kon blijven, ondanks het feit dat het Hof een onderdeel daarvan had vernietigd. Dit omdat de overige feiten en omstandigheden voldoende grondslag boden voor de vaststelling dat niet was voldaan aan de administratieplicht volgens artikel 52 AWR.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. Tevens is de Staatssecretaris van Financiën opgedragen om het griffierecht van € 128 aan belanghebbende te vergoeden. De beslissing is genomen door de raadsheren P.M.F. van Loon, E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/02703
Datum4 juni 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 april 2019, nr. 17/00612, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 16/4320) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven informatiebeschikking. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door L.J. de Rijke, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2. Beoordeling van de uitspraak van het Hof naar aanleiding van de klachten en ambtshalve
2.1
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
2.2
Ambtshalve heeft de Hoge Raad de volgende grond voor cassatie aanwezig bevonden.
2.3.1
Het Hof heeft geoordeeld dat de informatiebeschikking niet kan worden gebaseerd op een vermogensvergelijking (onderdeel 10 van de informatiebeschikking), aangezien die vergelijking door de Inspecteur niet is overgelegd. Het Hof heeft daarom de informatiebeschikking vernietigd voor zover het onderdeel 10 daarvan betreft. Op grond van andere feiten en omstandigheden die zijn vermeld in de informatiebeschikking, heeft het Hof niettemin geoordeeld dat niet is voldaan aan de administratieplicht van artikel 52 AWR.
2.3.2
In zoverre is de uitspraak van het Hof onjuist. Indien de inspecteur een informatiebeschikking geeft waarin op grond van daarin vermelde feiten en omstandigheden wordt vastgesteld dat niet is voldaan aan de administratieplicht van artikel 52 AWR, kan de rechter tot het oordeel komen dat in deze beschikking (mede) feiten en omstandigheden zijn vermeld die niet kunnen bijdragen tot die vaststelling. Een dergelijke informatiebeschikking kan dan toch in stand blijven indien de overige vaststaande, eventueel in het geding voor de rechter nader aangevoerde feiten en omstandigheden naar het oordeel van de rechter voldoende grondslag bieden voor de vaststelling dat niet is voldaan aan de administratieplicht. Die vaststelling is immers het voorwerp van die informatiebeschikking. Voor een gedeeltelijke vernietiging van een informatiebeschikking ter zake van de administratieplicht van artikel 52 AWR is geen plaats. Het Hof had de informatiebeschikking in stand moeten laten, in overeenstemming met de uitspraak van de Rechtbank.
2.4
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.3.2 is overwogen, kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

3.Proceskosten

In de omstandigheid dat de grond die leidt tot vernietiging van de uitspraak van het Hof ambtshalve is bijgebracht en die vernietiging belanghebbende niet in een betere positie brengt, ziet de Hoge Raad aanleiding een veroordeling in de proceskosten achterwege te laten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten,
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank, en
- draagt de Staatssecretaris van Financiën op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 128.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2021.