In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiseres 2] B.V., beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van de klachten die door eisers zijn ingediend. De kern van de zaak betreft de rechtskracht van een voorlopige voorziening op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) nadat er een einduitspraak in de hoofdzaak is gedaan en er hoger beroep is ingesteld tegen die einduitspraak. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten van eisers niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Dit oordeel is gegeven zonder dat de Hoge Raad verdere motivering behoeft, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van de verweerder, Service Technisch Beheer B.V. Dit arrest is gewezen op 4 juni 2021 en openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het cassatieberoep, waarop eisers schriftelijk hebben gereageerd.