Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
1 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 oktober 2019. De verdachte, geboren in 1992, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat H. Bakker. De kern van het cassatiemiddel was dat er geen afschrift van de dagvaarding in hoger beroep was verzonden aan de geregistreerde raadsvrouw van de verdachte, D.N.A. Brouns. Dit is in strijd met artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de dagvaarding in hoger beroep aan de raadsvrouw was verzonden, ondanks dat zij geregistreerd stond als de raadsvrouw van de verdachte. De stukken die aan de Hoge Raad waren gezonden, waaronder e-mails van de advocaat en de strafgriffie, toonden aan dat de raadsvrouw niet op de hoogte was gesteld van de zitting. Dit leidde tot de conclusie dat het voorschrift van artikel 48 Sv niet was nageleefd, wat een ernstig vermoeden opriep over de rechtsgeldigheid van de procedure.
De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het gerechtshof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van correcte communicatie en procedurele waarborgen in het strafrecht, vooral met betrekking tot de rechten van de verdachte en haar raadsvrouw.