ECLI:NL:HR:2021:779

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
19/05236
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure na niet-nakomen van een voorkeursrecht

In deze zaak heeft Ram Properties B.V. cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 augustus 2019. De zaak betreft een schadestaatprocedure die volgt op het niet-nakomen van een voorkeursrecht. De Hoge Raad heeft de klachten van Ram Properties over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 28 mei 2021 het beroep van Ram Properties verworpen en de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de verweerder vastgesteld. De kosten zijn begroot op € 2.091,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Tevens zijn de kosten aan de zijde van Ram Properties in het incidentele beroep begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, met dezelfde voorwaarde voor de wettelijke rente.

De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek als voorzitter, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide betrokken waren. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/05236
Datum28 mei 2021
ARREST
In de zaak van
RAM PROPERTIES B.V.,
gevestigd te Almere,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
hierna: Ram Properties,
advocaat: aanvankelijk P.S. Kamminga en thans A.H.M. van den Steenhoven,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerder],
advocaten: J. de Bie Leuveling Tjeenk en F.J.L. Kaptein.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 3364980 CV EXPL 14-24856 van de kantonrechter te Amsterdam van 23 april 2015, 27 augustus 2015, 8 oktober 2015 en 29 september 2016;
de arresten in de zaak 200.205.744/01 van het gerechtshof Amsterdam van 31 juli 2018 en 20 augustus 2019.
Ram Properties heeft tegen het arrest van het hof van 20 augustus 2019 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt Ram Properties in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 2.091.34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Ram Properties deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
in het incidentele beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Ram Properties begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verweerder] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek als voorzitter, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
28 mei 2021.