Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
25 mei 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 3 maart 2020. De verdachte, geboren in 1972, was in hoger beroep veroordeeld voor medeplegen van diefstal met een valse sleutel en lokaalvredebreuk. De verdediging stelde een cassatiemiddel op, waarin werd betoogd dat het hof ten onrechte het beroep op psychische overmacht had verworpen. De advocaat-generaal A.E. Harteveld concludeerde tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Hierdoor blijft de uitspraak van het gerechtshof in stand.
De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie wordt verworpen, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de verdachte door het hof blijft staan. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president J. de Hullu als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.