Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
25 mei 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, gedateerd 24 oktober 2019. De verdachte, geboren in 1998, was betrokken bij een schietpartij in Curaçao, waarbij hij werd beschuldigd van poging tot doodslag en het meermalen overtreden van de Vuurwapenverordening. De advocaat S.F.W. van ’t Hullenaar heeft namens de verdachte cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en tot vermindering van de opgelegde straf.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, omdat de klachten niet relevant waren voor de ontwikkeling van het recht. De verdachte was in voorlopige hechtenis en de Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van acht jaren naar zeven jaren en acht maanden.
In de beslissing heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan op 25 mei 2021 door de vice-president V. van den Brink, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea.