3.2.1Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding bevindt zich een ‘voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces’ van [slachtoffer] met daarbij onder meer een schriftelijke toelichting. Deze toelichting houdt in:
“Toelichting materiele schade van [slachtoffer]
Cliënte heeft haar inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden afgestaan. Zij heeft prostitutiewerk gedaan in de periode vanaf eind augustus 2015 tot 18 december 2016 (de Hoge Raad begrijpt: 2015).
Uit de jurisprudentie blijkt dat afgedragen inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden vaak lastig zijn te berekenen, daarom moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van objectieve gegevens die zich in het dossier bevinden. Ik wil hierbij verwijzen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 juli 2014 (ECLI:NL:RBAMS:2014:4783). In deze uitspraak overweegt de rechtbank als volgt: “Noodzakelijkerwijs is het toe te kennen bedrag een inschatting van de geleden schade. Harde gegevens met betrekking tot het aantal uren dat gewerkt is, het aantal klanten dat per dag werd ontvangen en de inkomsten die daarmee werden verdiend, zijn immers niet voorhanden.
De rechtbank gaat er van uit dat het aantal klanten per dag wisselend is geweest, er zullen ‘goede’ en ‘slechte’ dagen tussen hebben gezeten. Het vaststellen van een forfaitair bedrag kan daarom slechts met een ruime marge en moet met de nodige voorzichtigheid geschieden.”
Ook in dit geval ontbreken harde gegevens. Uit de stukken komt het volgende naar voren;
Cliënte geeft aan dat zij in de ten laste gelegde periode dagelijks lange dagen werkte en gemiddeld drie klanten per dag had, maar dat er ook dagen waren dat ze geen klanten had. Een klant betaalde € 60,- voor een half uur, € 100,- per uur en € 20,- extra voor pijpen zonder condoom. Soms bleef een klant enkele uren. In Rotterdam werden weer andere bedragen genoemd.
Uitgaande van een minimumbedrag van € 100,- per dag komt dit over de gehele periode neer op € 5500,-. (uitgaande van 5 dagen per week, vier weken per maand, gedurende tenminste 11 weken). Dit is een inschatting op het minimum waarbij zowel voor wat betreft het aantal gewerkte dagen als het afgedragen bedrag een conservatieve inschatting is gemaakt en er derhalve geen ingewikkelde berekening hoeft te worden gemaakt met betrekking tot kosten voor levensonderhoud.”
3.2.2Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van € 1.500 ter zake van materiële schade aan de benadeelde partij [slachtoffer]. Het heeft daartoe het volgende overwogen:
“Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair is verzocht de benadeelde partij in haar vordering ten aanzien van het materiële deel niet-ontvankelijk te verklaren, nu niet blijkt dat de verdachte heeft gedeeld in de opbrengsten van de uitbuiting van de benadeelde partij en evenmin blijkt welk bedrag de verdachte in dat geval zou hebben ontvangen. Behandeling van de vordering zou in zoverre een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. (...)
Het oordeel van het hof
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde tot een bedrag van € 20.500,00, bestaande uit immateriële schade (€ 15.000,00) en materiële schade (€ 5.500,00), vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 3.461,54, met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Tevens is de wettelijke rente gevorderd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.500,00 aan materiële schade en tot een bedrag van € 3.461,54 aan immateriële schade. (...) De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, zal worden toegewezen.
De schade wordt op na te melden wijze - overeenkomstig de overwegingen van de rechtbank - gewaardeerd.
Het hof gaat bij het bepalen van de door de benadeelde partij geleden materiële en immateriële schade uit van de volgende drie periodes. Hoewel er aanwijzingen zijn dat op meer dagen is gewerkt gaat het hof schattenderwijs uit van vijf werkdagen per week.
Periodes
- de periode in Amsterdam van 29 augustus 2015 tot en met 7 oktober 2015 (afgerond 5 weken). Het aantal door de benadeelde partij gewerkte dagen wordt door het hof, uitgaande van 5 werkdagen per week, geschat op 25 dagen;
- de periode in Ridderkerk van 24 oktober 2015 tot en met 13 november 2015 (3 weken). Het aantal door de benadeelde partij gewerkte dagen wordt door het hof, uitgaande van 5 werkdagen per week, geschat op 15 dagen en
- de periode in Rotterdam van 14 november 2015 tot en met 18 december 2015 (5 weken). Het aantal door de benadeelde partij gewerkte dagen wordt door het hof, uitgaande van 5 werkdagen per week, geschat op 25 dagen.
Vordering tot materiële schade
Inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden
In de vordering tot materiële schadevergoeding wordt ervan uitgegaan dat de benadeelde partij per dag een minimumbedrag van € 100,00 moet hebben verdiend. Het hof sluit zich hierbij aan en benadrukt dat het gevorderde bedrag van € 100,00 per dag een schatting is op het minimum en dat het ervan uitgaat dat de benadeelde partij meer inkomsten uit prostitutie moet hebben gegenereerd. De vordering is voor het maken van deze schatting voldoende onderbouwd.
Voor de periode in Ridderkerk betekent dit dat de benadeelde partij 15 (dagen) x € 100,00 = € 1.500,00 heeft verdiend en dat zij deze verdiensten aan de verdachte en haar mededaders heeft afgestaan. Dit bedrag ligt naar het oordeel van het hof dan ook voor toewijzing gereed en acht de verdachte hoofdelijk met haar mededaders aansprakelijk. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade (in elk geval) is geleden, te weten op 13 november 2015.”