Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
25 mei 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 september 2019. De verdachte, geboren in 1989, was beschuldigd van medeplegen van mensenhandel door een kwetsbare, verstandelijk beperkte vrouw gedurende vier maanden in de prostitutie te laten werken en financieel uit te buiten, evenals het in de prostitutie brengen van een 15-jarig meisje. De advocaat-generaal B.F. Keulen had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het ging om de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad oordeelde dat de vervangende hechtenis niet kon worden toegepast zoals het hof had gedaan en dat in plaats daarvan gijzeling van gelijke duur kon worden toegepast, conform artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis, maar verwierp het beroep voor het overige. Dit arrest is van belang voor de toepassing van vervangende hechtenis in het kader van schadevergoedingsmaatregelen en de rechten van slachtoffers in strafzaken.