Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
7 mei 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de moeder van een kind. De moeder verzocht om vernietiging van de erkenning van haar kind door een andere man en om vervangende toestemming voor erkenning door de verwekker, zoals geregeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De moeder stelde dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid door de moeder bij het verlenen van toestemming aan de andere man voor de erkenning van het kind. De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand zijn gebleven.