ECLI:NL:HR:2021:702

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
20/01347
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning kind door verwekker en toestemming voor erkenning

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de moeder van een kind. De moeder verzocht om vernietiging van de erkenning van haar kind door een andere man en om vervangende toestemming voor erkenning door de verwekker, zoals geregeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De moeder stelde dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid door de moeder bij het verlenen van toestemming aan de andere man voor de erkenning van het kind. De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand zijn gebleven.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01347
Datum7 mei 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de moeder,
advocaat: J. van Duijvendijk-Brand,
tegen
1. [de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de man,
advocaat: K. Aantjes,
2. [de erkenner],
wonende te [woonplaats],
3. C.F.M.L. VAN BEUKERING-MICHIELSEN, in haar hoedanigheid van bijzonder curator over [de zoon],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: [de erkenner] resp. de bijzonder curator,
niet verschenen.
1.
Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak C/01/333453 / FA RK 18-2049 van de rechtbank Oost-Brabant van 28 november 2018;
de beschikking in de zaak 200.255.380/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 januari 2020.
De moeder heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
[de erkenner] en de bijzonder curator hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de moeder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
7 mei 2021.