Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
11 mei 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 september 2019. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat M.C. van der Want. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, specifiek in het kader van profijtontneming uit hennepteelt. De betrokkene werd beschuldigd van het telen van hennep en de vraag was of er voldoende aanwijzingen waren dat hij zich vier keer eerder schuldig had gemaakt aan deze activiteit, zoals vereist door artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu, samen met raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.