In deze zaak heeft BE Vastgoed B.V. cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag van 24 december 2019. De zaak betreft de verjaring van een erfdienstbaarheid van overpad. BE Vastgoed, vertegenwoordigd door advocaat J.H.M. van Swaaij, heeft het beroep ingesteld tegen de verwerping van hun eerdere vorderingen door het hof. Cool Down Investments B.V. (CDI) en Cool Cat Oost B.V. zijn de verweerders in cassatie, waarbij CDI zich heeft verdedigd met een verweerschrift en Cool Cat niet is verschenen. De Hoge Raad heeft de processtukken en eerdere vonnissen in de zaak in overweging genomen, waaronder vonnissen van de rechtbank Den Haag en eerdere arresten van het hof.
De Hoge Raad heeft de klachten van BE Vastgoed over het arrest van het hof beoordeeld. De Hoge Raad concludeert dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen en BE Vastgoed veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van CDI zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, terwijl aan de zijde van Cool Cat de kosten op nihil zijn begroot.