Uitspraak
wonende te [woonplaats], België,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
16 april 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot faillietverklaring van een ontbonden rechtspersoon. De verzoeker, wonende in België, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De advocaat van de verzoeker, J. van Weerden, heeft het cassatierekest ingediend, dat aan de beschikking is gehecht. De verweerster, een B.V. in liquidatie, vertegenwoordigd door advocaat M.E. Bruning, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft daarbij opgemerkt dat het niet nodig is om te motiveren waarom tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen.