ECLI:NL:HR:2021:577

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
19/04830
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onteigeningsrecht en schadeloosstelling in het kader van complexwaarde

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon Waterschap Hollandse Delta en de Gemeenschappelijke Regeling Nieuw Reijerwaard. Het Waterschap heeft cassatie ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, dat op 28 augustus 2019 was gewezen. De rechtbank had in deze zaak geoordeeld over de schadeloosstelling in het kader van onteigeningsrecht, waarbij de omvang van het complex en de waarde van de grondstukken met bijzondere ongeschiktheid aan de orde kwamen. De Gemeenschappelijke Regeling Nieuw Reijerwaard heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van beide partijen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van het Waterschap verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, evenals de Gemeenschappelijke Regeling Nieuw Reijerwaard in de kosten van het incidentele beroep. De kosten zijn vastgesteld op respectievelijk € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris voor het Waterschap, en € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris voor GRNR.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/04830
Datum16 april 2021
ARREST
In de zaak van
De publiekrechtelijke rechtspersoon WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA,
zetelende te Ridderkerk,
EISER tot cassatie, verweerder in het incidentele cassatieberoep,
hierna: het Waterschap,
advocaat: J.P. van den Berg,
tegen
De publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING NIEUW REIJERWAARD,
zetelende te Ridderkerk,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
hierna: GRNR,
advocaat: M.W. Scheltema.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak C/10/546582 / HA ZA 18-273 van de rechtbank Rotterdam van 27 juni 2018 en 28 augustus 2019;
Het Waterschap heeft tegen het vonnis van de rechtbank van 28 augustus 2019 beroep in cassatie ingesteld.
GRNR heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor GRNR mede door S.J.M. Bouwman.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het vonnis van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat vonnis. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt het Waterschap in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van GRNR begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien het Waterschap deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;

in het incidentele beroep:

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt GRNR in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Waterschap begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
16 april 2021.