ECLI:NL:HR:2021:573

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
19/03197
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekverlening in hoger beroep wegens detentie van verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor hennepteelt en diefstal, maar niet aanwezig was tijdens de behandeling in hoger beroep omdat hij uit anderen hoofde gedetineerd was. De advocaat-generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak, omdat de verdachte het recht heeft om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte verstek had verleend en dat de verdachte de mogelijkheid moet krijgen om zijn zaak opnieuw te laten behandelen in hoger beroep. De beslissing van het hof werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van het aanwezigheidsrecht van de verdachte in strafzaken, vooral wanneer deze gedetineerd is in verband met een andere zaak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/03197
Datum13 april 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 juni 2019, nummer 21/003687-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel stelt dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte. Het voert daartoe aan dat de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak op de terechtzitting in hoger beroep in verband met een andere strafzaak was gedetineerd.
2.2
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5 tot en met 8 is achteraf bezien de beslissing van het hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek op de terechtzitting voort te zetten onjuist. Wegens het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, moet de verdachte de mogelijkheid worden geboden om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat de uitspraak van het hof moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.3
Het cassatiemiddel is dus terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 april 2021.