ECLI:NL:HR:2021:564

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
19/03568
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling van studenten in verband met stagewerkzaamheden en onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1959, was betrokken bij een strafzaak waarin hij op 3 mei 2017 vier personen wederrechtelijk van hun vrijheid beroofde. De zaak betreft onder andere de onttrekking aan het verkeer van twee dvd's, een map met documenten, een groene tas en een zwarte koffer, die in beslag waren genomen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, met name wat betreft de onttrekking aan het verkeer van de genoemde voorwerpen en de toepassing van vervangende hechtenis bij schadevergoedingsmaatregelen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof zonder nadere motivering niet begrijpelijk had gemaakt waarom de onttrokken voorwerpen als een gezamenlijkheid moesten worden opgevat, maar dat de verdachte onvoldoende belang had bij vernietiging van de verbeurdverklaring van de dvd's en de map. Daarnaast werd geoordeeld dat de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregelen niet correct was toegepast. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof voor wat betreft de onttrekking aan het verkeer van de tas en koffer en bepaalde dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. De redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, maar er werd geen ander rechtsgevolg aan verbonden. De uitspraak werd voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/03568
Datum13 april 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 juli 2019, nummer 21/001626-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend:
(i) wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van twee dvd's, een map met documenten, de groene tas en de zwarte koffer en tot teruggave aan de verdachte van die voorwerpen;
(ii) voor zover bij de schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van de slachtoffers telkens vervangende hechtenis is toegepast. Ten aanzien van die schadevergoedingsmaatregelen kan worden bepaald dat met toepassing van artikel 6:4:20 Sv telkens gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast
(iii) voor wat betreft de overschrijding van de redelijke termijn kan worden volstaan met de enkele constatering daarvan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof tot onttrekking aan het verkeer van twee dvd’s, een map met documenten, een groene tas en een zwarte koffer.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder meer bewezenverklaard dat:
“hij op 03 mei 2017 te Arnhem opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft/is verdachte, (telkens) met het oogmerk de overheid en/of onderdelen daarvan en/of vertegenwoordigers van de overheid, te dwingen iets te doen, te weten medewerkers van de politie en/of andere overheidsfunctionarissen te dwingen naar een brief en/of een of meer dvd(’s) en/of een of meerdere document(en) te kijken, immers is/heeft hij, verdachte:
(...)
- [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] gesommeerd en/of gedwongen om een brief en/of dvd’s en/of een of meerdere document(en) naar de politie te brengen.”
2.2.2
Het verkorte arrest houdt onder meer in:
“Het bewezen verklaarde feit is begaan met behulp van en/of met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Gelet op de aard van het feit en de rol die de in beslag genomen voorwerpen daarbij hebben gespeeld, zal het hof deze voorwerpen opvatten als een gezamenlijkheid van voorwerpen waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
(...)
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
twee dvd's, een map met documenten, een groene tas, een zwarte koffer (...)”
2.3
Zonder nadere motivering is niet begrijpelijk het oordeel van het hof dat de aan het verkeer onttrokken verklaarde als een gezamenlijkheid van voorwerpen opgevatte voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Het middel klaagt daarover terecht. Nu met betrekking tot de dvd’s en map met documenten is voldaan aan de voorwaarden voor verbeurdverklaring van deze voorwerpen, heeft de verdachte echter onvoldoende belang bij vernietiging op dit punt.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de vervangende hechtenis bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen.
3.2
Het hof heeft de verdachte de verplichtingen opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers de in het arrest vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest telkens genoemde aantal dagen hechtenis.
3.3
Het cassatiemiddel slaagt. De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof vernietigen voor zover daarbij telkens vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.

4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

4.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
4.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. In het licht van de opgelegde maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig ander rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de hiervoor onder 2.2.2 vermelde groene tas en zwarte koffer, en voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers telkens vervangende hechtenis is toegepast;
- bepaalt dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de in het arrest genoemde slachtoffers met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering telkens gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 april 2021.