ECLI:NL:HR:2021:526

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
19/03827
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de CAO voor Besloten Busvervoer en de inzet van vrijwilligers

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2021 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Stichting Fonds Scholing en Ordening voor het Besloten Busvervoer (FSO) tegen het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 mei 2019. FSO, vertegenwoordigd door advocaat F.I. van Dorsser, stelde dat de inzet van vrijwilligers in strijd is met de CAO voor Besloten Busvervoer en dat er sprake is van een schijnconstructie die beroepschauffeurs verdringt. De tegenpartij, Stichting Rolerisuit, vertegenwoordigd door advocaat M.B.A. Alkema, heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van FSO over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Het incidentele beroep behoeft geen behandeling, omdat het afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en FSO veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/03827
Datum9 april 2021
ARREST
In de zaak van
STICHTING FONDS SCHOLING EN ORDENING VOOR HET BESLOTEN BUSVERVOER,
gevestigd te Den Haag,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: FSO,
advocaat: F.I. van Dorsser,
tegen
STICHTING ROLERISUIT,
gevestigd te Breda,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: Rolerisuit,
advocaat: M.B.A. Alkema.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 4728367 CV EXPL 16-11 van de kantonrechter te Breda van 23 maart 2016 en 12 april 2017;
de arresten in de zaak 200.219.280/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 juli 2018 en 14 mei 2019.
FSO heeft tegen het arrest van het hof van 14 mei 2019 beroep in cassatie ingesteld.
Rolerisuit heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaat van FSO heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt FSO in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rolerisuit begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien FSO deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
9 april 2021.