ECLI:NL:HR:2021:514

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
20/01503
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekverlening in hoger beroep wegens detentie van verdachte in het buitenland

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep niet is verschenen, omdat hij op dat moment gedetineerd was in België in verband met een andere strafzaak. De advocaat van de verdachte, D.R. Kops, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin werd betoogd dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte. De advocaat-generaal, T.N.B.M. Spronken, heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het gerechtshof.

De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat uit de aan de schriftuur gehechte stukken blijkt dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep gedetineerd was. Dit betekent dat de beslissing van het hof om verstek te verlenen onjuist was, aangezien de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak. De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het aanwezigheidsrecht van de verdachte in strafzaken, vooral wanneer deze om redenen van detentie niet in staat is om te verschijnen. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de rechten van verdachten in het strafproces, met name in situaties waarin zij om externe redenen niet kunnen verschijnen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/01503
Datum13 april 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 juli 2019, nummer 20-003280-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.R. Kops, advocaat te Breukelen UT, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel stelt dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de nietverschenen verdachte. Het voert daartoe aan dat de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak op de terechtzitting in hoger beroep in verband met een andere strafzaak was gedetineerd en dat hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.3 en 2.5.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 april 2021.