ECLI:NL:HR:2021:5

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
19/02943
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen niet-ontvankelijkheid in drugszaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 januari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 juni 2019. De verdachte, geboren in 1982, was aangeklaagd voor het aanwezig hebben van amfetamine, LSD, cocaïne, MDMA en 2C-B, in strijd met artikel 2 van de Opiumwet. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat R.T. Poort uit Beverwijk. De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moet worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen en heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft en de verdachte niet in het gelijk wordt gesteld.

De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02943
Datum12 januari 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 juni 2019, nummer 23-004377-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.T. Poort, advocaat te Beverwijk, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur‑generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 januari 2021.