ECLI:NL:HR:2021:496

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
19/01003
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de afwijzing van het aanhoudingsverzoek in een strafzaak wegens gebrek aan doktersverklaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van (poging tot) diefstal, gepleegd door middel van braak. De verdachte had een verzoek tot aanhouding ingediend, omdat hij griep had, maar geen doktersverklaring kon overleggen. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat de gestelde griep niet aannemelijk was gemaakt. De verdachte was niet verschenen op de zitting en had zijn raadsman niet gemachtigd om hem te verdedigen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende rekening had gehouden met het feit dat de verdachte naar zijn huisarts was gegaan, maar geen verklaring had kunnen krijgen vanwege het beleid van de huisarts. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt het belang van een behoorlijke rechtsgang en de noodzaak om verzoeken tot aanhouding zorgvuldig te beoordelen, vooral wanneer de gezondheid van de verdachte in het geding is.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01003
Datum6 april 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 februari 2019, nummer 20-003592-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de afwijzing door het hof van het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 6 februari 2019 houdt in dat de verdachte aldaar niet is verschenen. Het houdt verder het volgende in:
“De voorzitter stelt het verzoek van de verdediging tot aanhouding van de behandeling van de zaak aan de orde en deelt het volgende mede.
Op 5 februari jl. heeft het hof een verzoek van de raadsman tot aanhouding van de behandeling van de zaak ontvangen, waarin hij - kort weergegeven - te kennen geeft dat de verdachte zichzelf niet in staat acht vandaag ter terechtzitting aanwezig te zijn in verband met ziekte, dat de verdachte gebruik wil maken van zijn aanwezigheidsrecht en dat de verdachte heeft toegezegd dat hij een doktersverklaring zal sturen. Daarop heeft het hof de raadsman te kennen gegeven dat de behandeling van de zaak zal worden aangehouden, mits het hof voor 6 februari 2019 te 11.00 uur beschikt over de doktersverklaring. Anders zou het hof naar bevind van zaken handelen.
Op 6 februari jl. te 11.05 uur heeft de verdachte een e-mailbericht naar zijn raadsman toegestuurd waarin hij heeft medegedeeld dat hij naar de dokter is geweest in verband met een doktersverklaring voor de griep, dat [betrokkene 1] de verdachte te kennen heeft gegeven dat het beleid is om hiervoor een brief te schrijven of een ziekteverklaring per e-mail te sturen, dat de verdachte de raadsman niet machtigt om naar de terechtzitting te gaan, dat de verdachte ook niet ter terechtzitting zal verschijnen en dat de terechtzitting verplaatst moet worden naar een andere datum.
Blijkens het e-mailbericht van de raadsman d.d. 6 februari jl. te 11.11 uur heeft de raadsman aan voormeld e-mailbericht van de verdachte de conclusie verbonden dat de verdachte geen doktersverklaring heeft kunnen krijgen. Daarnaast geeft de raadsman te kennen dat de verdachte niet ter terechtzitting zal verschijnen, dat hij niet is gemachtigd om de verdediging te voeren en dat hij andermaal verzoekt om de behandeling van de zaak aan te houden.
(...)
Na een onderbreking van het onderzoek voor beraad in raadkamer deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak wordt afgewezen en zij motiveert de beslissing als volgt.
Allereerst stelt het hof vast dat de zaak op de terechtzittingen heeft gestaan van 9 januari 2018, 22 augustus 2018 en 14 november 2018, waarop de behandeling van de zaak telkens is aangehouden. Als het hof tot een belangenafweging zou moeten komen zou het belang van een behoorlijke strafvordering - welke omvat afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn - ernstig in het gedrang komen, indien het onderzoek op de terechtzitting andermaal zou worden geschorst en dat dit belang onder de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn. Een belangenafweging is echter niet nodig. In dat kader overweegt het hof dat het hof op 14 november 2018 heeft bevolen dat verdachte ter terechtzitting van heden zou verschijnen, dat de verdachte nu zelf heeft aangeboden om een doktersverklaring te overleggen, maar dat heeft hij - ondanks de uitdrukkelijke termijnstelling en ondanks het belang ervan dat verdachte moet hebben begrepen - niet gedaan. Het hof acht derhalve de aan het verzoek ten grondslag gelegde problematiek (griep) niet aannemelijk geworden. Voorts heeft de verdachte zelf ervoor gekozen om zijn raadsman niet te machtigen.”
2.3
Het hof heeft ter terechtzitting van 6 februari 2019 het verzoek tot aanhouding afgewezen op de grond dat het “de aan het verzoek ten grondslag gelegde problematiek (griep) niet aannemelijk geworden [acht]” omdat de verdachte geen doktersverklaring heeft overgelegd ondanks dat hij daartoe de dag daarvoor in de gelegenheid is gesteld. In aanmerking genomen dat het hof ermee bekend was, zoals blijkt uit zijn hiervoor weergegeven overwegingen, dat volgens de raadsman de verdachte naar zijn huisarts is gegaan maar dat hij geen doktersverklaring heeft kunnen krijgen in verband met het beleid van de huisarts, is dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk.
2.4
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het hof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 april 2021.