ECLI:NL:HR:2021:485

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
20/00581
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vernietiging van digitale gegevens in beslag genomen tijdens doorzoeking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 20/00581. Het betreft een beklag over beslag op digitale gegevens, dat is gelegd onder de klagers in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar valsheid in geschrift, oplichting en bedrog met betrekking tot betaalde sms-diensten. De rechtbank Amsterdam had op 19 november 2019 een beschikking gegeven waarin het klaagschrift gedeeltelijk gegrond werd verklaard, maar verzuimd om de in artikel 552a lid 10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bedoelde last te geven voor de vernietiging van bepaalde gegevens. De klagers, vertegenwoordigd door hun advocaat L.E.G. van der Hut, hebben cassatie ingesteld tegen deze beschikking.

De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking, maar alleen ten aanzien van de beslissing tot opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank inderdaad heeft verzuimd de noodzakelijke last te geven voor de vernietiging van de niet definitieve en niet volledig uitgefilterde kopieën van het digitale beslag. Dit verzuim is door de Hoge Raad hersteld, waarbij de vernietiging van de gegevens is gelast. De overige klachten van de klagers zijn door de Hoge Raad verworpen, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.

De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wet bij het behandelen van verzoeken tot vernietiging van gegevens die zijn verkregen tijdens een doorzoeking. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op digitale gegevens en de bescherming van privacy.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/00581 Bv
Datum30 maart 2021
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2019, nummers RK 16/8620, RK 16/8621 en RK 16/8622, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[belanghebbende 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
[belanghebbende 2] (thans [A]),
gevestigd te Almere,
en
[belanghebbende 3],
gevestigd te Almere,
hierna: de klagers.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klagers. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking in de beklagzaak met zaaknummer 20/00581 Bv, doch uitsluitend ten aanzien van de daarin genomen beslissing tot opheffing van het beslag en dat de Hoge Raad, doende wat de rechtbank had behoren te doen, de vernietiging van de nog niet uitgefilterde kopieën zal bevelen, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat de rechtbank, die het beklag gedeeltelijk gegrond heeft verklaard, heeft verzuimd de in artikel 552a lid 10 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bedoelde last te geven.
2.2
Artikel 552a leden 2 en 10 Sv luidt:
“2. De belanghebbenden kunnen schriftelijk verzoeken om vernietiging van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt.
(...)
10. Acht het gerecht het beklag of het verzoek gegrond, dan geeft het de daarmede overeenkomende last.”
2.3
Het klaagschrift bevat een verzoek als bedoeld in artikel 552a lid 2 Sv tot vernietiging van de (digitale) gegevens die op grond van artikel 125i Sv zijn vastgelegd tijdens de doorzoeking van het aan het [b-straat] te [plaats] gelegen kantoorpand van de klagers. De rechtbank heeft blijkens de beschikking, zoals weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 9.7, dat verzoek gedeeltelijk gegrond verklaard, namelijk voor zover het betreft “de niet definitieve en niet volledig uitgefilterde kopieën van het digitale beslag (de A en B kopieën van de op het [b-straat] in beslag genomen server)”.
De rechtbank heeft echter verzuimd de in artikel 552a lid 10 Sv bedoelde last te geven. De klacht is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal dit verzuim herstellen.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- gelast de vernietiging van “de niet definitieve en niet volledig uitgefilterde kopieën van het digitale beslag (de A en B kopieën van de op het [b-straat] in beslag genomen server)”;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 maart 2021.