Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het derde en het vierde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
5.Beslissing
30 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 juni 2019. De verdachte, geboren in 1995, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat van de verdachte, J. Kuijper, heeft cassatiemiddelen voorgesteld. De plaatsvervangend advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen voor zover het betreft de vervangende hechtenis die was toegepast bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, behalve voor de vervangende hechtenis.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel niet in overeenstemming was met de wet. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis en heeft bepaald dat in plaats daarvan gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, zoals is geregeld in artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vijftien maanden naar veertien maanden.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen voor de duur van de opgelegde gevangenisstraf en voor de toepassing van vervangende hechtenis. De overige onderdelen van het beroep zijn verworpen.