Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
5.Beslissing
30 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 maart 2019. De verdachte, geboren in 1992, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat R.P. Snorn heeft namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft echter vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van drie jaren.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregelen niet correct was. De uitspraak van het hof is vernietigd voor zover het betreft de vervangende hechtenis, en de Hoge Raad heeft bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. De uiteindelijke beslissing was om de gevangenisstraf te verminderen naar twee jaren en acht maanden, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.