Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
30 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 juli 2019. De verdachte, geboren in 1991, had beroep ingesteld tegen de opgelegde gevangenisstraf en de vervangende hechtenis die was opgelegd bij de schadevergoedingsmaatregel. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de toepassing van vervangende hechtenis. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde, omdat de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel niet correct was toegepast. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis en de duur van de gevangenisstraf verminderd van vijf jaren naar vier jaren en negen maanden. Tevens werd bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel. De redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens was overschreden, wat leidde tot deze vermindering van de straf.