Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Utrecht,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
26 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de vader, verzoeker tot cassatie, in beroep ging tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De vader is de ouder van twee minderjarige kinderen die onder toezicht zijn gesteld en uit huis zijn geplaatst. De kinderrechter had eerder een regeling vastgesteld voor het contact tussen de vader en zijn kinderen. De vader heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld, wat resulteerde in een bekrachtiging door het hof op 20 februari 2020.
Echter, bij de beschikking van het hof was een vergissing gemaakt in de vermelding van de raadsheren die de beschikking hadden gegeven. De naam van raadsheer A. Smeeïng-van Hees was abusievelijk vermeld, terwijl raadsheer K.A.M. van Os-ten Have deel uitmaakte van de combinatie. De plaatsvervangend Procureur-Generaal heeft inlichtingen ingewonnen over deze samenstelling, wat leidde tot de ontdekking van de vergissing. De Hoge Raad heeft de klachten van de vader beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof.
De Hoge Raad heeft de vergissing hersteld door de juiste namen van de raadsheren die de beschikking hebben gegeven te vermelden. De uiteindelijke beslissing was om het beroep van de vader te verwerpen en de correcte namen van de raadsheren in de beschikking van het hof vast te leggen. Deze uitspraak benadrukt het belang van nauwkeurigheid in juridische documenten en de mogelijkheid voor de Hoge Raad om zelf correcties aan te brengen.