ECLI:NL:HR:2021:448

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
20/01631
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en het onmiddellijkheidsbeginsel in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag. De vader, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland en het hof, waarbij de vader in eerste instantie niet in het gelijk was gesteld. De Raad voor de Kinderbescherming, als verweerder in cassatie, en de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, als belanghebbende, zijn niet verschenen in deze procedure.

De Hoge Raad heeft de klachten van de vader over de beschikking van het hof beoordeeld. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de vader niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vader verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand zijn gebleven. Deze uitspraak benadrukt het belang van het onmiddellijkheidsbeginsel in het procesrecht en de rol van de Hoge Raad in cassatieprocedures.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01631
Datum26 maart 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: de vader,
advocaat: N.C. van Steijn,
tegen
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de raad,
niet verschenen,
als belanghebbende is door het hof aangemerkt:
de gecertificeerde instelling STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
gevestigd te Utrecht,
hierna: de GI,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak C/16/479146 / FO RK 19-562 van de rechtbank Midden-Nederland van 12 juni 2019;
de beschikking in de zaak 200.266.141 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 februari 2020.
De vader heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest en het aanvullend verzoekschrift zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De raad en de GI hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vader heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
26 maart 2021.