Uitspraak
1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Volgens deze brief stelt belanghebbende, een stichting, beroep in cassatie in tegen een uitspraak van de Rechtbank van 26 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van de Stichting [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 juni 2020. De Rechtbank had eerder een verzet van de belanghebbende tegen een uitspraak van 7 februari 2020 behandeld. De Hoge Raad oordeelt dat de stichting verplicht was om digitaal te procederen, aangezien het beroep in cassatie gericht was tegen een uitspraak die na 15 april 2020 was bekendgemaakt. De griffier van de Hoge Raad had de stichting verzocht om het beroepschrift digitaal in te dienen, maar dit verzoek is niet opgevolgd. Hierdoor verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, met toepassing van artikel 8:36a, lid 5, van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.