2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als "bijlage", betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van de Belastingdienst Sint Maarten, Sectie Inlichtingen & Opsporing, dossiernummer 1403, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 21 november 2014 gesloten en ondertekend door [verbalisant 1] , medewerker van de belastingdienst Sint Maarten, Sectie Inlichtingen & Opsporing, tevens werkzaam als buitengewoon agent van politie.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
* Geschriften: de bijlagen D-009, D-010, D-011 zijnde de aangiften winstbelasting over 2009, 2010 onderscheidenlijk 2011 van [A] N.V.
1. Een proces-verbaal van verhoor, bijlage G06-01, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 juli 2015 gesloten en getekend door [verbalisant 1] , medewerker van de belastingdienst Sint Maarten/Sectie Inlichtingen & Opsporing, tevens werkzaam als buitengewoon agent van politie en door [verbalisant 2] , buitengewoon agent van politie, als financieel rechercheur werkzaam bij recherche Samenwerkingsteam Sint Maarten, voor zover inhoudende, als verklaring van [betrokkene 1] :
De enige met wie ik te maken had inzake [A] was [medeverdachte] . [A] had geen bedrijfsactiviteiten, alleen de verhuur van een stukje grond. Ik heb de jaarcijfers opgemaakt aan de hand van de boekhouding die [medeverdachte] mij stuurde. Ik heb geen controle uitgevoerd op de cijfers. Ik heb de jaarrekening 2009 en 2010 ten name van [A] N.V. uitgeprint en opgestuurd aan [medeverdachte] . Ik heb de jaarrekening niet echt besproken met haar. Er zijn nooit discussies over geweest. Vervolgens heb ik de aangifte winstbelasting ten name van [A] ingevuld aan de hand van de door mij opgemaakte jaarcijfers. Ik heb de aangifte aan [medeverdachte] gegeven en zij zal hem opgestuurd hebben.
De door u getoonde lease-agreement tussen [A] N.V. en [B] N.V. (Hof: [B] ) ken ik niet. Ik zie nu voor het eerst de naam [B] als huurder. Ik zie dat er is overeengekomen een maandelijks huurbedrag van USD 18.750,-. Dat is op jaarbasis USD 225.000,-. Als ik deze overeenkomst had gezien had ik een bedrag van USD 225.000,- als opbrengsten verantwoord.
2. De verklaring van verdachte [medeverdachte] zoals neergelegd in het proces-verbaal van verhoor d.d. 28 oktober 2014, blz. 9 op de vraag: Wie heeft de administratie verzorgd voor [A] N.V.?:
3. Een proces-verbaal, bijlage V05-01, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 4 november 2014 gesloten en getekend door [verbalisant 1] voornoemd, voor zover inhoudende, als verklaring van [betrokkene 2] :
Vraag: op 1 april 2008 heeft het Eiland Sint Maarten aan [verdachte en medeverdachte] het recht van erfpacht verleend. Bij wie was het perceel op dat moment in gebruik?
Antwoord: Het perceel was op dat moment in gebruik bij [B] N.V. Ik weet de naam van het bedrijf niet precies. [betrokkene 3] was de directeur. Hij zat daar al een paar jaar. [verdachte en medeverdachte] hadden het perceel eerst in huur gekregen.
Vraag: Wat kunt u ons vertellen over de tussengeschoven N.V.?
Antwoord: In ons jargon is het een soort "stromanconstructie". Als het ware schuif je een dummie N.V. ertussen.
Vraag: Wie heeft zorg gedragen voor deze zoals u dat noemt dummie N.V.?
Antwoord: Ik als notaris richt deze N.V. op. De klant, in casu, [verdachte] , komt dan met zijn stroman. Dit was [betrokkene 4] .
Vraag: Wie is uiteindelijk de eigenaar geworden van [A] N.V.?
Antwoord: Het was de bedoeling dat [verdachte en medeverdachte] de Beneficial Owner zouden blijven van de dummie N.V. en derhalve van de economische eigendom. Het is een stromanconstructie.
Vraag: Getoond is het certificaat aan toonder, bijlage 0-070. Aan wie is dit certificaat destijds uitgereikt?
Antwoord: Ja, zo ben je dus nog steeds de beneficiary owner van de hele situatie. De persoon die het aandeel aan toonder in handen heeft is de eigenaar van de vennootschap. Het was de bedoeling dat [verdachte] het zou hebben. Ik heb het verstrekt aan [verdachte] .
4. Een proces-verbaal, bijlage G02-01, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 25 september 2014 gesloten en getekend door [verbalisant 1] voornoemd en door [verbalisant 2] , buitengewoon agent van politie, als financieel rechercheur werkzaam bij recherche Samenwerkingsteam Sint Maarten, voor zover inhoudende, als verklaring van de medeverdachte [betrokkene 3] :
Vraag: Waarom heeft [B] het recht van erfpacht niet direct gekocht?
Antwoord: [verdachte en medeverdachte] wilden het niet verkopen. Zij wilden verhuren maar dat was niet toegestaan. Zij huurden van het Eiland en mochten niet onderverhuren. Het was de bedoeling dat wij vanaf het begin in 2005 huur zouden betalen aan [verdachte en medeverdachte] maar dat kon dus niet en om die reden is een constructie bedacht. [verdachte en medeverdachte] zijn toen met [A] N.V. gekomen.
5. Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 4 juni 2015 opgemaakt door mr. M.J. de Kort, rechtercommissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit gerecht voor zover inhoudende, als verklaring van [betrokkene 2] :
[verdachte en medeverdachte] zijn bij mij langs geweest omdat zij een aantal problemen hadden met het recht van erfpacht dat aan hen werd verleend ten aanzien van het perceel aan de [a-straat 1] . Bij dat gesprek bleek dat het perceel reeds verhuurd was, nog voordat de akte gepasseerd was. Het perceel was verhuurd aan [betrokkene 3] of zijn N.V., waarvan hij directeur is. Volgens de erfpachtsvoorwaarden mag het perceel niet worden (onder)verhuurd.
Tijdens voornoemd gesprek kwam een tweede probleem aan de orde, namelijk dat [verdachte en medeverdachte] reeds geruime tijd huurinkomsten ontvingen van [betrokkene 3] of diens bedrijf. Deze huurinkomsten vielen in de inkomenssfeer van hen. Voor dit probleem wilden [verdachte en medeverdachte] een fiscaal technische oplossing. Ik merk op dat als de huurinkomsten in de inkomenssfeer van [verdachte en medeverdachte] vallen op hetzelfde neerkomt dat zij daarover belasting verschuldigd zijn. [verdachte en medeverdachte] konden geen huurpenningen meer ontvangen en ze moesten af van de (al dan niet) mondelinge huurovereenkomst met [betrokkene 3] . Aan [verdachte en medeverdachte] heb ik toen voorgesteld om een koper te vinden. De rechtspersoon hoefde het geld niet te hebben, maar gaat wel kopen. Het advies was dus om de economische eigendom over te dragen aan een tussenpersoon. De tussenpersoon is vervolgens wel bevoegd om te verhuren aan [betrokkene 3] of diens bedrijf. [A] zou de economische eigendom kopen. Ik heb aan mijn secretaresse gevraagd om het aandeel aan [verdachte] te geven, van wie ik immers de betaling heb ontvangen die voor de volstorting is gebruikt.”
2.2.3Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Aan [verdachte en medeverdachte] (de Hoge Raad begrijpt: de verdachte en zijn medeverdachte) wordt verweten dat zij feitelijk leiding hebben gegeven aan het door [A] opzettelijk onjuist en onvolledig doen van de aangiften winstbelasting 2009, 2010 en 2011. Het openbaar ministerie heeft in dat verband aangevoerd dat [A] vanaf december 2008 de economische eigendom heeft van een recht van erfpacht, dat [A] daarvoor jaarlijks een canon van NAf 18.492,- aan het land betaalt, dat [A] de met erfpacht belaste grond verhuurt en daarvoor maandelijks huurpenningen geniet ten bedrage van USD 18.750,-, dat deze huurinkomsten niet in de aangiften winstbelasting van [A] zijn verantwoord en dat mitsdien deze aangiften onjuist en/of onvolledig zijn gedaan.
[verdachte en medeverdachte] hebben betoogd dat in [A] geen andere activiteiten hebben plaatsgevonden dan de verhuur van de met erfpacht belaste grond aan [B] , en dat de ter zake genoten huurinkomsten wel in de aangiften winstbelasting in aanmerking zijn genomen. Ter zitting hebben [verdachte en medeverdachte] desgevraagd de aangifte winstbelasting voor het jaar 2009 aan het Hof getoond. Daaruit is het Hof gebleken dat hierop een verlies is aangegeven. Nu in [A] slechts de verhuuractiviteiten aan [B] plaatsvinden, de huurinkomsten daaruit jaarlijks USD 225.000,- bedragen, en de kosten voor de canon en het salaris van de enige werknemer [betrokkene 4] tezamen hooguit USD 30.000 hebben bedragen, zou [A] jaarlijks een aanzienlijke winst hebben moeten aangeven. Dit is evenwel niet geschied, zodat het Hof bewezen acht dat de aangiften winstbelasting 2009, 2010 en 2011 onjuist en onvolledig zijn gedaan. Dit oordeel vindt bevestiging in de verklaring van belastingadviseur [betrokkene 1] , die de aangiften winstbelasting heeft ingevuld aan de hand van de door de verdachte verstrekte gegevens. [betrokkene 1] heeft namelijk verklaard dat hij niets wist van een huurovereenkomst en dat de huurinkomsten van jaarlijks USD 225.000,- niet in de aangiften zijn verwerkt.
Aangezien [A] de huurinkomsten niet of slechts voor een klein gedeelte heeft aangegeven waardoor de belastbare winst onvolledig en onjuist is aangegeven, kon Sint Maarten daardoor belastinginkomsten mislopen.
Het Hof leidt de opzet van [verdachte en medeverdachte] op het onjuist en onvolledig doen van aangiften winstbelasting af uit de omstandigheid dat [verdachte en medeverdachte] in samenspraak met notaris [betrokkene 2] willens en weten een financiële constructie hebben opgezet, waarbij de huurinkomsten niet langer door [verdachte en medeverdachte] in privé werden genoten maar door de door hem en zijn medeverdachte beheerste vennootschap [A] . Door deze huurinkomsten evenwel niet door te geven aan belastingadviseur [betrokkene 1] die de aangiften winstbelasting voor [A] invulde, hebben [verdachte en medeverdachte] de opzet gehad op het onjuist en onvolledig doen van deze aangiften.
Beide verdachten hadden vergaande bemoeienissen met de gang van zaken binnen [A] . Zo heeft notaris [betrokkene 2] verklaard dat hij gesprekken met beide verdachten voerde over de op te zetten financiële constructie waarbij [A] bewust tussen hen en [B] is geschoven, dat het de bedoeling was dat beide verdachten de beneficial owners zouden zijn van [A] , dat de verdachte met 'stroman' [betrokkene 4] op de proppen kwam, en dat de verdachte het aandeel aan toonder in [A] heeft verkregen. Verder heeft belastingadviseur [betrokkene 1] verklaard dat de medeverdachte [medeverdachte] zijn enige contactpersoon was met betrekking tot het opstellen van de jaarrekeningen en de belastingaangiften van [A] , dat de medeverdachte [medeverdachte] beslissingen nam met betrekking tot [A] en dat zij overleg voerde met derden. Gelet op het vorenstaande acht het Hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat beide verdachten feitelijk leiding hebben gegeven aan het door [A] opzettelijk onjuist en onvolledig doen van de aangiften winstbelasting 2009, 2010 en 2011.”