Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
16 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 november 2019. De zaak betreft een eendaadse samenloop van bedreiging en opruiing van en tegen een politicus, waarbij de artikelen 285 en 131 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde zijn. De verdachte, geboren in 1997, heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat W.H. Jebbink uit Amsterdam. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.