Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
16 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 april 2019. De verdachte, geboren in 1985, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, heeft cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen met betrekking tot de duur van de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdediging beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, behalve wat betreft de redelijke termijn van de procedure. Het derde cassatiemiddel, dat stelde dat de redelijke termijn was overschreden, werd gegrond verklaard. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 200 uren naar 190 uren, met een vervangende hechtenis van 95 dagen. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.