Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste tot en met het vijfde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het zesde cassatiemiddel
4.Beoordeling van het zevende cassatiemiddel
5.Beslissing
16 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 23 april 2019. De verdachte, geboren in 1953, was aangeklaagd voor medeplegen van gewoontewitwassen, valsheid in geschrift, en oplichting. De advocaat van de verdachte, A.A. Franken, heeft cassatiemiddelen ingediend, waarop de advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf en de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM, is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes jaren naar vijf jaren en zes maanden. De Hoge Raad heeft ook bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de toepassing van de redelijke termijn in cassatieprocedures en de voorwaarden waaronder vervangende hechtenis kan worden opgelegd. De zaak heeft ook samenhang met andere zaken die eerder zijn behandeld.