In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat J.H.M. van Swaaij, cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag van 10 september 2019. De verweerder in cassatie, Bram Ladage Exploitatie B.V., vertegenwoordigd door advocaat R.T. Wiegerink, heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van eisers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de datum waarop het hof het einde van de huurovereenkomst heeft bepaald, alsook de datum waarop de huurovereenkomst eindigt, vastgesteld op 1 september 2021. Daarnaast heeft de Hoge Raad eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Ladage Exploitatie zijn begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Dit arrest is gewezen door de raadsheren van de Hoge Raad en openbaar uitgesproken op 12 maart 2021.