Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
2 februari 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam van 12 juni 2020. Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon, een Chileense nationaliteit, die wordt uitgeleverd aan de Verenigde Staten in verband met beschuldigingen van fraude en identiteitsdiefstal. De advocaat van de opgeëiste persoon, B. Kizilocak, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, die zijn gehecht aan het arrest. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitlevering van de opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten kan doorgaan.