ECLI:NL:HR:2021:332

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
21/00117
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de politierechter in de strafzaak tegen een gewezen verdachte na intrekking van de klacht door de vader

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 maart 2021 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 18 mei 2020. De gewezen verdachte was veroordeeld tot een taakstraf van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis, voor vernieling gepleegd op 14 maart 2020. De aanvraag tot herziening werd ingediend door advocaat-generaal E.J. Hofstee, die stelde dat er sprake was van een nieuw gegeven dat niet bekend was bij de politierechter tijdens de zitting. Dit nieuwe gegeven betrof de tijdige intrekking van de klacht door de vader van de gewezen verdachte, die als klachtgerechtigde optrad. De Hoge Raad oordeelde dat deze intrekking, die niet in het dossier was opgenomen, een ernstige twijfel wekte over de uitkomst van de zaak als deze informatie bekend was geweest.

De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag tot herziening gegrond was en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden in de vervolging van de gewezen verdachte. De beslissing van de Hoge Raad hield in dat het vonnis van de politierechter werd vernietigd en dat de vervolging niet kon doorgaan. Dit arrest benadrukt het belang van het tijdig en correct indienen van klachten en de gevolgen daarvan voor de rechtsgang.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00117 H
Datum2 maart 2021
ARREST
op een aanvraag van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 18 mei 2020, nummer 16-067048-20, gewezen in de strafzaak
tegen
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De politierechter heeft de gewezen verdachte ter zake van - kort gezegd - vernieling, gepleegd op 14 maart 2020, veroordeeld tot een taakstraf van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis, waarvan 12 uren, subsidiair 6 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

2.De aanvraag tot herziening

2.1
De aanvraag tot herziening is gedaan door advocaat-generaal E.J. Hofstee. Zijn daartoe ingediende vordering, die aan dit arrest is gehecht en daarvan deel uitmaakt, strekt tot vernietiging van het vonnis van de politierechter en tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging van de gewezen verdachte.
2.2
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat de vader van de gewezen verdachte, als de tot klacht gerechtigde, zijn eerder ingediende klacht overeenkomstig het bepaalde in artikel 67 van het Wetboek van Strafrecht tijdig heeft ingetrokken en dat de politierechter bij het onderzoek op de terechtzitting daarmee niet bekend was. Ter onderbouwing daarvan wordt in de aanvraag gewezen op een aan de procureur-generaal van het parket bij de Hoge Raad gerichte brief van hoofdofficier van justitie R.T.C.N. Jeuken van 23 november 2020. Deze brief houdt in - samengevat - dat de vader van de gewezen verdachte op 20 maart 2020 zijn klacht heeft ingetrokken maar dat het daarvan opgemaakte proces-verbaal abusievelijk niet in het dossier terecht is gekomen dat de politierechter ter beschikking stond.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2
Wat door de advocaat-generaal in zijn aanvraag is vermeld, geeft steun aan de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is. Omdat na verwijzing geen ander oordeel mogelijk zal zijn dan dat het vonnis van de politierechter van 18 mei 2020 zal worden vernietigd en het openbaar ministerie in de vervolging van de gewezen verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal deze verwijzing achterwege blijven en zal de Hoge Raad zelf het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van de gewezen verdachte.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan herziening is gevraagd;
- verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de gewezen verdachte [veroordeelde] .
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 maart 2021.