Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
2 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 20 januari 2020. De verdachte, geboren in 1972, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak, maar het hof had dit beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De verdachte voerde aan dat er sprake was van een verontschuldigbare termijnoverschrijding, omdat hij voor het verstrijken van de beroepstermijn een bezwaarschrift had ingediend bij het arrondissementsparket. De Hoge Raad oordeelde dat het hof had moeten motiveren waarom het verweer van de verdachte werd verworpen, vooral omdat de verdachte tijdens de zitting niet werd bijgestaan door een advocaat. Dit verzuim leidde tot cassatie, omdat het hof niet had aangetoond dat het verweer van de verdachte slechts had kunnen worden verworpen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.