ECLI:NL:HR:2021:312

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
19/04813
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep na te late indiening volgens artikel 432 lid 1 Sv

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 maart 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. Het beroep was ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door de advocaten T.P.A.M. Wouters en R.I. Takens. De advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep. De kern van de zaak draait om de vraag of het cassatieberoep tijdig was ingesteld, conform artikel 432 lid 1, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit artikel stelt dat een cassatieberoep binnen veertien dagen na de einduitspraak moet worden ingesteld, mits de dagvaarding of oproeping aan de verdachte in persoon is betekend.

In deze zaak was de dagvaarding voor de terechtzitting van het hof op 3 juni 2019 aan de verdachte in persoon betekend. Dit betekende dat het cassatieberoep uiterlijk op 17 juni 2019 ingesteld had moeten worden. Echter, het beroep werd pas op 21 oktober 2019 ingesteld, wat meer dan vier maanden na de einduitspraak was. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep derhalve niet in behandeling kon worden genomen, omdat het niet tijdig was ingediend. De Hoge Raad verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 juni 2019 in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04813
Datum2 maart 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 juni 2019, nummer 21-006422-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben T.P.A.M. Wouters en R.I. Takens, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep.
De raadsman T.P.A.M. Wouters heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
In artikel 432 lid 1, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is bepaald dat het cassatieberoep moet worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak als de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte in persoon is gedaan of betekend (uitgereikt).
2.2
Volgens de stukken is de dagvaarding om op de terechtzitting van het hof van 3 juni 2019 te verschijnen aan de verdachte in persoon betekend. Daarom had op grond van artikel 432 lid 1, aanhef en onder a, Sv het cassatieberoep moeten worden ingesteld binnen veertien dagen na de einduitspraak van het hof van 3 juni 2019. Het beroep is echter pas ingesteld op 21 oktober 2019. Dit brengt mee dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 maart 2021.