Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
5.Beslissing
2 maart 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 mei 2019. De zaak betreft een verkeersongeval waarbij twee inzittenden zijn omgekomen, en de verdachte is veroordeeld voor rijden onder invloed. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij verschillende cassatiemiddelen zijn ingediend door zijn advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf en de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de toepassing van vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregelen niet correct was toegepast en heeft deze vernietigd. Daarnaast heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van dertig maanden naar achtentwintig maanden.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de schadevergoedingsmaatregel en de duur van de gevangenisstraf, en heeft bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis. Het beroep is voor het overige verworpen.