ECLI:NL:HR:2021:285
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Gelderland inzake belasting van personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 16 maart 2020, nr. AWB 18/3714. Dit beroep betreft een verzet van belanghebbende tegen een uitspraak over een door hem op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto's en motorrijwielen. De Staatssecretaris van Financiën en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) zijn als verweerders betrokken in deze procedure.
De Hoge Raad heeft de ingediende middelen van belanghebbende beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling is dat de middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in dit geval geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2021 door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.