In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Bij beschikking van 19 februari 2020 heeft de rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend tot en met 19 augustus 2020 voor de volgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie (zes maanden);
- beperken van de bewegingsvrijheid (één maand, bij klinische opname);
- uitoefenen van toezicht op betrokkene (zes maanden);
- onderzoek aan kleding of lichaam (zes maanden);
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen (één maand, bij klinische opname);
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen (zes maanden);
- opnemen in een accommodatie (één maand).
(ii) Bij verzoekschrift, ingekomen op 21 april 2020, heeft de officier van justitie onder verwijzing naar art. 8:12 Wvggz de rechtbank verzocht de op 19 februari 2020 verleende zorgmachtiging als volgt te wijzigen en aan te vullen:
- het verlengen van de termijn voor het beperken van de bewegingsvrijheid van één maand naar zes maanden;
- het aanvullen van de zorgmachtiging met verplichte zorg in de vorm van insluiten voor de duur van één maand;
- het verlengen van de termijn voor onderzoek van woon- of verblijfsruimte van één maand naar zes maanden;
- het aanvullen van de zorgmachtiging met het beperken van de vrijheid het eigen leven in te richten voor de duur van zes maanden;
- het aanvullen van de zorgmachtiging met verplichte zorg in de vorm van het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek voor de duur van zes maanden.
(iii) Het verzoekschrift bevat als bijlage onder meer een door de zorgverantwoordelijke psychiater opgesteld addendum op het zorgplan van 30 januari 2020 met de volgende inhoud:
“AANVULLEND: Patiënt is na start zorgmachtiging in eerste instantie 4 dagen op de gesloten afdeling verbleven en is daarna overgeplaatst naar de open afdeling waar hij vrijwillig wilde blijven. Op de open afdeling werd er toe gewerkt naar herstart van school, het verbeteren van contact met moeder en werd een aanvang voor een plan gemaakt waar patiënt in de toekomst wilde gaan wonen. Verder was het drugsgebruik en de behandeling van de psychose een onderwerp van gesprek. In de loop van de tijd bleek dat patiënt steeds meer en uiteindelijk continu onder invloed was waardoor behandeling niet mogelijk was. Zijn mentor gaf aan dat hij op deze manier de opleiding niet kan voortzetten. Motiverende gesprekken om drugsgebruik te verminderen hadden niet het gewenste effect. Patiënt is regelmatig wanhopig over zijn situatie, maar bij het bespreken van opties om vrijwillig te stoppen met blowen wordt het duidelijk dat hij dit niet wil/durft. Het wordt dan ook duidelijk dat bij oplopende spanning zijn enige copingsmechanisme is om nog meer te gaan blowen. Daarom wordt een klinische detoxificatie op een gesloten afdeling, gevolgd door (klinische) medebehandeling en ambulante begeleiding van VNN noodzakelijk geacht. Patiënt wilde dit echter niet. De huidige beschikking voorziet in opnemen in accommodatie voor circa 1 maand. Gezien het feit dat patiënt nog maar 4 dagen onvrijwillig opgenomen geweest is kon hij worden teruggeplaatst naar de gesloten afdeling voor nog circa 3,5 week. Echter zal de detoxificatie en de klinische behandeling daarna meer tijd in beslag nemen. Na de overplaatsing liep, door het feit dat hij geen toegang meer had tot middelen, de spanning en agressie dermate hoog op dat insluiting noodzakelijk werd. Insluiten is niet in voorzien in de huidige zorgmachtiging, daarom werd er tijdelijke verplichte zorg gestart, welke na een dag weer gestopt kon worden. Vanwege de eerdere noodzaak voor insluiten wordt ook een wijziging in het zorgplan aangevraagd, tevens voor aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en voor beperken van het recht op het ontvangen van bezoek.”
2.3.1Bij beschikking van 22 april 2020 heeft de rechtbank de op 19 februari 2020 verleende zorgmachtiging gewijzigd.De rechtbank heeft bepaald dat bij wijze van verplichte zorg de volgende (aanvullende) maatregelen kunnen worden getroffen:
- beperken van de bewegingsvrijheid voor de resterende duur van de machtiging;
- onderzoek van woon- of verblijfsruimte voor de resterende duur van de machtiging;
- insluiten voor de duur van één maand;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek voor de resterende duur van de machtiging.
2.3.2De rechtbank heeft in de schriftelijke uitwerking van de beschikking, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:
“3.1. Het verzoek van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 8:12 Wvggz. Tijdens de behandeling van het verzoek ter zitting is gebleken dat er in casu geen sprake is van toegepaste tijdelijke verplichte zorg voor de duur van meer dan drie dagen, hetgeen een wijziging van de zorgmachtiging vereist. Inhoudelijk wordt thans verzocht om een wijziging van de in de zorgmachtiging en het zorgplan opgenomen vormen van verplichte zorg en een aanvulling op de daarin opgenomen vormen van verplichte zorg.