In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Magazijn De Bijenkorf B.V. tegen verschillende vennootschappen van CBRE. De Bijenkorf, vertegenwoordigd door advocaat R.T. Wiegerink, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een huurovereenkomst met een voorkeursrecht van koop, waarbij de uitleg van de overeenkomst centraal staat. De Hoge Raad heeft de klachten van De Bijenkorf over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van De Bijenkorf verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 6.971,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.