ECLI:NL:HR:2021:25
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Herziening van een eerder arrest betreffende een besluit van de Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 januari 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Dit verzoek betrof een herziening van het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2020, nummer 20/00230, ECLI:NL:HR:2020:930, dat betrekking had op een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet.
De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na zorgvuldige overweging is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het verzoek tot herziening duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het verzoek zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in deze uitspraak geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is genomen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en J.A.R. van Eijsden, en is in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2021.