ECLI:NL:HR:2021:223

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
20/00237
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Notariële onafhankelijkheid en tuchtrecht in de afwikkeling van nalatenschappen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door een notaris, handelend onder de naam Notariskantoor [A], tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Bureau Financieel Toezicht (BFT). De notaris had beroep in cassatie ingesteld tegen een beslissing van het gerechtshof Amsterdam, die eerder op 26 november 2019 was genomen. De Hoge Raad heeft de klachten van de notaris over de beslissing van het hof beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beslissing. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep van de notaris verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten werden begroot op € 899,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer M.J. Kroeze. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de notariële onafhankelijkheid en de mogelijkheden voor het inzien van dossiers door het Bureau Financieel Toezicht, evenals de toelaatbaarheid van combinaties van sancties in het notariële tuchtrecht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/00237
Datum12 februari 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[de notaris] handelend onder de naam
NOTARISKANTOOR [A],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: de notaris,
advocaat: J.P. Heering,
tegen
De publiekrechtelijke rechtspersoon BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: BFT,
advocaten: J.W.H. van Wijk en G.C. Nieuwland.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beslissingen in de zaak C/05/323500 / KL RK 17-96 van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 13 maart 2018 en 18 oktober 2018;
de beslissing in de zaak 200.249.811/01 NOT van het gerechtshof Amsterdam van 26 november 2019.
De notaris heeft tegen de beslissing van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
BFT heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de notaris heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beslissing van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beslissing. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt de notaris in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van BFT begroot op € 899,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de president G. de Groot als voorzitter, de vicepresident C.A. Streefkerk en de raadsheren G. Snijders, M.J. Kroeze en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
12 februari 2021.