ECLI:NL:HR:2021:222

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
19/05928
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over declaratiegeschil tussen advocaten met betrekking tot overeenkomstenrecht

In deze zaak heeft eiser, een advocaat, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 oktober 2019. De zaak betreft een declaratiegeschil tussen advocaten, waarbij de Hoge Raad zich heeft gebogen over de toepassing van artikel 7:405 van het Burgerlijk Wetboek, dat betrekking heeft op overeenkomsten. Eiser heeft zijn beroep in cassatie ingesteld na eerdere vonnissen van de kantonrechter te Tilburg en arresten van het hof. De advocaat van de maatschap, de verweerder in cassatie, heeft een verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over het arrest van het hof beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van eiser niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Dit oordeel is niet gemotiveerd, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is uitgesproken op 12 februari 2021 door de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/05928
Datum12 februari 2021
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: R.K. van der Brugge,
tegen
[de maatschap],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [de maatschap],
advocaat: E.J.H. Zandbergen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak 4077410 CV EXPL 15-2984 van de kantonrechter te Tilburg van 16 maart 2016, 11 mei 2016 en 15 februari 2017;
de arresten in de zaak 200.213.635/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 mei 2017, 26 september 2017 en 1 oktober 2019.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 1 oktober 2019 beroep in cassatie ingesteld.
[de maatschap] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [de maatschap] begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
12 februari 2021.