Uitspraak
wonende te [woonplaats],
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
24 december 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat M.A.M. Wagemakers, heeft cassatie ingesteld tegen beschikkingen van de rechtbank Rotterdam, die op 5 juli 2021 en 16 augustus 2021 zijn gegeven in de zaak C/10/620839 / FA RK 21-4830. De rechtbank had zich in deze beschikkingen onder andere gebogen over de beoordeling van een zorgplan in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, die als verweerder in cassatie optrad, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van betrokkene schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de klachten van betrokkene over de beschikkingen van de rechtbank beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikkingen. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen, waarmee de eerdere beschikkingen van de rechtbank in stand zijn gebleven.