ECLI:NL:HR:2021:1952

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
20/02556
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de binding van verkoper aan afspraken met makelaars en de toepassing van het schriftelijkheidsvereiste in verbintenissenrecht

In deze zaak heeft [eigenaar woning] beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vraag of de verkoper gebonden is aan afspraken met makelaars over de verkoop van een benedenwoning en de medewerking aan de verkoop van een bovenwoning. De verkoper heeft zich beroepen op het schriftelijkheidsvereiste zoals vastgelegd in artikel 7:2 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast is de vraag aan de orde of een voorwaarde op grond van artikel 6:23 BW als vervuld kan worden beschouwd. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van [eigenaar woning] verworpen en de kosten van het geding in cassatie aan beide partijen toegewezen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/02556
Datum24 december 2021
ARREST
In de zaak van
[eigenaar woning],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [eigenaar woning],
advocaat: N.C. van Steijn,
tegen
1. [makelaar 1],
wonende te [woonplaats],
2. [makelaar 2],
wonende te [woonplaats],
3. [makelaar 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: [makelaars],
advocaat: J. van Weerden.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/13/617795 / HA ZA 16-1098 van de rechtbank Amsterdam van 28 december 2016, 15 november 2017 en 13 december 2017;
het arrest in de zaak 200.231.377/01 van het gerechtshof Amsterdam van 19 mei 2020.
[eigenaar woning] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[makelaars] hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.
De advocaat van [eigenaar woning] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eigenaar woning] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [makelaars] begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eigenaar woning] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;

in het incidentele beroep:

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [makelaars] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eigenaar woning] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [makelaars] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
24 december 2021.