Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
21 december 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, gedateerd 9 februari 2021, met nummer RK 20/1729. Het beroep is ingesteld door de klager, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat D.W.H.M. Wolters uit Hoofddorp. De klager heeft een klaagschrift ingediend met betrekking tot beslag op diverse voorwerpen, dat is gelegd naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van Duitse autoriteiten. De rechtbank heeft het klaagschrift afgewezen, waarop de klager in cassatie is gegaan.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de klager over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het is niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 21 december 2021 het beroep verworpen. De beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.